Het beeld van de klimaatcrisis kantelt. Wie tot voor kort sprak over klimaatbeleid had het over de energietransitie en wie het over energietransitie in de gebouwde omgeving had presenteerde plannen voor aardgasvrije verwarming van woningen. Een aantal opeenvolgende snikhete zomers, intense droogte en verwoestende weersextremen, laten inmiddels het brute gezicht van de klimaatcrisis zien. De opwarming van de aarde is in het hier en nu voelbaar en dwingt tot geïntensiveerde beperking van de opwarming én aanpassing aan het ‘nieuwe normaal’. Het aanpakken van de zomerse koeltevraag, tot nu toe een blinde vlek in de klimaatcrisis, werkt op beide fronten. Het zal de energietransitie verrijken en betaalbaarder maken.
De klimaatcrisis merken we niet alleen aan een haperende warmtevoorziening in de winter, maar meer nog aan een tekort aan koelte in de zomers. De werkelijkheid heeft de modellen ingehaald en dat merken we vooral in de zomers. Waar we vroeger nog spraken over ‘lekker zomers weer’, is het nu ‘ongenadig heet’ en kondigt de overheid de activering van het (nationale) hitteplan af. Het preventief aanpakken van de oververhitting van de gebouwde omgeving kunnen we niet langer uitstellen. De afgelopen decennia hebben we nagelaten om onze leefomgeving zodanig in te richten dat we de gevolgen van klimaatverandering kunnen weerstaan of ermee kunnen leven. We hebben versteende steden ontworpen en gebouwd, we voeren het ‘overtollige’ water zo snel mogelijk af naar het riool en de zee, en we hebben de natuur uitgeput en eenvormig gemaakt.
Energietransitie 2.0 pakt (ook) koelte aan
De snelheid waarmee het klimaat verandert, heeft invloed op hoe we naar de energietransitie kijken. Waar de energietransitie tot nu toe vooral duurzame energievoorziening als grote uitdaging zag, draait de energietransitie 2.0, zeker in de gebouwde omgeving, steeds meer om een goede invulling van de koeltevraag. Het is wat wetenschappers een paradigmashift noemen. Natuurlijk moeten we alles op alles blijven zetten om energieverspilling in winter én zomer terug te dringen en fossiele bronnen vervangen door duurzame (zogenaamde mitigatie). Maar we zullen ons meer dan voorheen ook moeten wapenen tegen de gevolgen van klimaatverandering en de leefomgeving aanpassen aan de nieuwe werkelijkheid (adaptatie). De twee routes zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden en de verbindende schakel heet koelte.
We beseffen natuurlijk al lang dat warmte en koelte twee kanten zijn van dezelfde medaille. Beide zijn gericht op comfortabele leefomstandigheden bij zo laag mogelijk (fossiel) energieverbruik en minimale uitstoot van CO2. Het dringt echter pas sinds kort door dat het koppelen van de winterse warmtebehoefte en de zomerse koeltebehoefte noodzakelijk én profijtelijk is. Voor een deel helpen dezelfde maatregelen. Isolatie houdt de warmte in de winter binnenshuis en helpt ook om deze op de heetste momenten van de zomer buiten te sluiten. Maar het antwoord op steeds warmere zomers vraagt om meer aanpassingen en niet alleen in de woning.
Koelte in de warmtetransitievisie
Wat betekent de erkenning van koelte nu voor de gemeentelijke praktijk? Daarvoor kijken we naar de vertaling van het landelijke klimaatakkoord naar de lokale uitvoering. Regionaal identificeren de RESsen de beschikbare bronnen van warmte. De gemeenten vertalen de doelen uit het klimaatakkoord in een warmtetransitievisie en vervolgens in wijkuitvoeringsplannen. Inmiddels hebben vrijwel alle gemeenten in hun warmtetransitievisies beschreven hoe zij toewerken naar een aardgasvrije gebouwde omgeving. De grote blinde vlek daarin is de koeltebehoefte.
Klimaatverbond Nederland voerde een globale inventarisatie van warmtetransitievisies uit. De belangrijkste observatie is dat daarin de warmtebron of de verwarmingsinstallatie van woningen en kantoren vrijwel altijd het uitgangspunt vormt. Welke techniek kunnen we toepassen om het snelst, het gemakkelijkst of het goedkoopst van het aardgas af te geraken? Welke bronnen kunnen we daarvoor inzetten? Daarnaast besteden de gemeentelijke visies aandacht aan het beperken van de warmtevraag en efficiënte isolatiemaatregelen voor de gebouwen. De volgende vraag, vaak afhankelijk van de gekozen warmtebron, is of een collectieve aanpak per wijk het beste werkt, of dat het beter per individuele woning kan. In onze beperkte steekproef vonden we slechts één gemeente die de koeltebehoefte in de zomer expliciet erkent. Ze beschrijft deze koeltebehoefte echter in een apart hoofdstuk dat los staat van de aanpak van de warmtebehoefte. Wie de koeltebehoefte als uitgangspunt kiest komt op een veel bredere samenhangende aanpak.
Systematische gebiedsgerichte aanpak: gebied-gebouw-gebruiker
De koeltebehoefte staat centraal in een uitgebreid pakket aan maatregelen om mensen (en de natuur) te beschermen tegen de inmiddels voelbare klimaatverandering. Aanpassingen die de leefomgeving verkoelen zorgen ervoor dat naar buiten gaan voor boodschappen of andere activiteiten draaglijk kan zijn, ook bij hoge temperaturen. Deze aanpassingen zijn ook goed voor gezonde natuur, een rijke biodiversiteit en sociale cohesie. Tweede laag in de adaptatiestrategie is de aanpak van gebouwen, zowel woningen als kantoren en winkels. Behalve de al genoemde thermische isolatie in de schil van het gebouw, zijn maatregelen nodig om de directe zoninstraling en ventilatie aan te passen aan de hetere zomers. Zo voorkomen we dat de woon- en werkomgeving een broeikas wordt en bewoners massaal airco’s aanschaffen. De gebruiker zorgt voor de derde beschermlaag. Door de zon buiten te houden, bij hoge buitentemperaturen binnen te blijven, activiteiten uit te stellen of op een laag pitje te zetten en te zorgen voor de interne vochtbalans, kunnen ze hete zomerse dagen goed doorkomen. Deze drietrapsadaptatie, gebied-gebouw-gebruiker, is onontkoombaar om ernstige problemen met de vierde ‘G’ – gezondheid – te voorkomen.
Gebiedsgerichte aanpak van de energietransitie
Inmiddels werken veel gemeenten aan wijkuitvoeringsplannen om grote slagen te maken in de energietransitie in de gebouwde omgeving. Door alle woningen in een wijk gelijktijdig aan te pakken kunnen schaalvoordelen leiden tot verlaging van de kosten. Bovendien kunnen met de nodige bestuurlijke creativiteit en lef de lastiger aan te pakken woningen en de minder draagkrachtige wijkbewoners bij een gebiedsgerichte aanpak meeliften met eenvoudiger verbeterbare woningen, zonder de bewoners diep in de schulden te brengen. Een grondige renovatie van woningen, inclusief aandacht voor verkoeling, komt met name wijken met relatief veel sociaal-economische problemen ten goede. De armste wijken zijn vaak de warmste wijken.
Een tweede voordeel van een gebiedsgerichte aanpak is dat gelijk met de renovatie van de woningen een verbeterslag in de openbare ruimte kan worden gemaakt. De koeltebehoefte kan daarin centraal komen te staan, mits dit als een van de prioriteiten is opgenomen in de gemeentelijke omgevingsvisie. Want, hoewel het nog altijd onzeker is of en wanneer hij in werking zal treden, de Omgevingswet biedt volop kansen om bij de ruimtelijke inrichting groene oases, schaduwrijke looproutes, verkoelende parken en pleinen, een gevarieerde natuur en waterbuffers te creëren. Wie deze ruimtelijke ingrepen combineert met een collectieve energetische renovatie van de bestaande woningen, kan werk met werk maken. Een gecoördineerde aanpak met koelte als centrale thema kan de energietransitie zo ook goedkoper maken.
Actiepunt 1: Van hitte-eiland naar groene oase.
Om te beginnen is het levend maken en houden van de omgeving essentieel. Nu nog bevinden zich met name in verstedelijkte gebieden ware hitte-eilanden. Door het gebrek aan schaduw, water en natuur is het hier tot wel 8ᵒC warmer dan in het buitengebied. ‘Vergroening’ biedt dan schaduw, natuurlijke koeling van de gebouwde omgeving, vangt water op en houdt de biodiversiteit in stand. Zeker in gebieden waar veel mensen komen, zoals winkelcentra, zijn beschaduwde looproutes, koele plekken om even te zitten en vijvers, grachten of andere waterpartijen van levensbelang. Waar in woonwijken onvoldoende plaats is voor parken, plantsoenen of (grote) bomen, is met andere ingrepen, zoals actieve fysieke zonafscherming, toch veel te bereiken.
Lees hier over de praktijkvoorbeelden van verkoeling van de leefomgeving.
Actiepunt 2: Van afvoer naar waterbuffers.
In hete en droge periodes heeft zo’n groene leefomgeving water nodig om gezond te blijven en niet uit te drogen. Waterbuffers en een voldoende hoge grondwaterstand helpen daarbij. Daar kan een ander klimaatprobleem te hulp schieten: piekbelasting door extreme buien. Nu nog bestrijden we de overlast van stortbuien door het water zo snel mogelijk uit onze leefomgeving af te voeren via slootjes, kanalen of de riolering. Een eerste begin van aanpassing is het vertragen van de afvoer, bijvoorbeeld door wadi’s te gebruiken in plaats van het riool. Een volgende stap is om het overvloedige water te geleiden naar opvangplekken. Deze buffers kunnen ons door de droogste periodes heen helpen, zonder daarvoor schaars drinkwater te gebruiken. Goed (hemel)waterbeheer betaalt zich trouwens razendsnel terug. Rioolwaterzuivering is goedkoper zonder de verdunning met hemelwater. En het handhaven van een voldoende hoge grondwaterstand voorkomt ook verzakking van gebouwen. Lees hier over praktijkvoorbeelden van waterbeheer en waterbuffering.
Gebouwen toekomstbestendig
Stap twee van de adaptatie leidt tot de vraag hoe gemeenten de koeltebehoefte onderdeel kunnen maken van nieuwbouw en renovatie van bestaande gebouwen. Technisch is veel mogelijk en veel maatregelen zijn zowel goed voor koude winters als voor hete zomers. Denk aan isolatie, actieve ventilatie, zonwerende (rol)luiken aan de buitenzijde van de woning, slim geconstrueerde overstekken in de gevel die ’s zomers de zoninstraling beperken en ’s winters voldoende daglicht en warmte in de woning toelaten.
Deze, en andere, relatief simpele en goedkope maatregelen die waarde hebben voor zowel warmte als koelte, ontbreken vaak in warmtetransitievisies en concrete renovatieprojecten. Wie begint bij goede isolatie en wie de (toekomstige) koeltebehoefte meeneemt komt al snel uit op andere energiebronnen. Ze maken een lage-temperatuur-warmtenet mogelijk of, beter nog, een installatie voor warmte-koudeopslag, die de afgevoerde zomerse warmte vasthoudt en in de winter weer inzet voor verwarming. Deze koppeling van warmte- en koeltebehoefte is technisch beschikbaar. Ook warmtepompen – what’s in a name – kunnen warmte- en koeltelevering combineren, hoewel het alleen naar buiten pompen van de zomerse warmte in een al warme omgeving geen echte oplossing is.
De gemeente kan de aanpak van het koeltevraagstuk bij marktpartijen niet heel gemakkelijk afdwingen, maar onmogelijk is het niet. Het Bouwbesluit stelt wel kwaliteitseisen aan warmte-isolatie, de installaties voor warmtevoorziening en zelfs voor het aanbrengen van laadinfrastructuur voor elektrische auto’s, maar koelte was bij de laatste aanpassing in 2012 nog een blinde vlek. In 2020 is het risico op oververhitting van nieuwe woningen opgenomen in de BENG-regeling (BENG staat voor Bijna Energie Neutraal Gebouw). Als door de ligging en constructie van een gebouw het risico groot is dat de binnentemperatuur boven de 27ᵒC uitkomt, moeten aanvullende maatregelen worden genomen. De technische kennis is aanwezig en is grotendeels ook toepasbaar bij renovatie van bestaande gebouwen. Met de nodige ambtelijke en bestuurlijke lef en creativiteit, bijvoorbeeld in de aanbesteding en de gunning van bouw- en renovatieopdrachten, is het mogelijk om voluit te profiteren van de kansen om koelte- en warmtebehoefte tezamen in te vullen.
Actiepunt 3: Van doorzonwoning naar koele gebouwen.
Het Nederlandse woningbestand uit de jaren zeventig is doordesemd van de zogenoemde doorzonwoning. Wat toen als voordeel werd gezien – groot raamoppervlak aan twee zijden en een woonkamer die van voor- tot achtergevel liep – keert zich nu tegen deze woningen. Zomerse zon zorgt voor hoge binnentemperatuur. Zeker als gebouwen met oog op het klimaat- en energievraagstuk goed zijn geïsoleerd, raakt deze woning zijn warmte niet vanzelf kwijt. Airconditioning is voor velen het antwoord. Eén op de vijf Nederlandse huishoudens heeft inmiddels een airco. Het is het paard achter de wagen: de airco’s blazen de warmte de buitenlucht in, waarvoor ze veel elektriciteit gebruiken die grotendeels met fossiele bronnen wordt opgewekt. Het gevolg hiervan is extra CO2-uitstoot en nog hogere temperaturen in de volgende zomer. Beter is het om zomerse zoninstraling te weren en woningen anders te ontwerpen. Dat kan bouwkundig met overstek die zomers bij hoogstaande zon de straling tegenhoudt en die zonlicht en warmte in de winter toelaat. Het kan ook met zonwering – schermen en (rol)luiken – aan de buitenkant van het gebouw. Die laatste oplossing is al snel rendabel bij de aanpassing van bestaande woningen.
Lees hier over praktijkvoorbeelden van aanpassingen aan gebouwen.
Gebruiker ondersteunen
De gebruiker is het sluitstuk van de koelteaanpak. Zolang het ons niet lukt om de leefomgeving en de gebouwen aan te passen om bewoners voldoende te beschermen tegen de hitte, lopen zij serieuze gezondheidsrisico’s door oververhitting, uitdroging of uitputting. Hittestress is een acuut probleem waar gemeenten niet pas tijdens hittegolven voor in actie moeten komen. Een gemeentelijk hitteplan kan bewoners en gebruikers van de openbare ruimte helpen. Met verstandig gedrag kunnen effecten op de gezondheid in de meeste situaties worden voorkomen. We kunnen veel leren door te kijken naar mediterrane culturen; ons klimaat begint immers trekken te vertonen van dat in meer zuidelijke landen. In de wat koelere nachten en ochtenden gaan daar de ramen open voor frisse lucht in huis en als het buiten warmer is dan binnen gaan ramen en deuren dicht om zon en warmte buiten te houden. Aanpassen van werk- en rusttijden helpt ook, zeker als meer fysieke klussen geklaard moeten worden. Genoeg drinken is essentieel. Sommige mensen hebben een persoonlijk hitteprotocol, zodat ze maximaal profiteren van de koele momenten en zich beschermen tijdens de warmste uren van de dag. Kwetsbare mensen kunnen wel een steuntje in de rug gebruiken. Oudere mensen hebben bijvoorbeeld een minder sterke dorstprikkel, zodat uitdroging op de loer ligt. Burenhulp is tegelijk een middel tegen op de loer liggende eenzaamheid.
Over de gedragsaspecten van hitte en andere antwoorden op hittestress ging Halte 3 van deze webinar-serie.
Koelteaanpak vanuit een toekomstvisie
De hierboven beschreven systematische aanpak van warmte- en koeltebehoefte kan helpen bij het toekomstbestendig inrichten van het gemeentelijk klimaatbeleid en de energietransitie. Er zijn voorbeelden genoeg die serieus zoden aan de dijk zetten voor enkelvoudige domeinen – gebied, gebouw of gebruiker – of voor een samenhangende aanpak van straten, wijken of kantoorlocaties. Een toekomstgerichte aanpak, die rekening houdt met de koeltevraag en andere effecten van klimaatverandering, verhoogt de waarde van woningen, verlaagt de financiële risico’s voor projectontwikkelaars en investeerders in de gemeente en onverzekerbare schade door bijvoorbeeld overstromingen (zie hiervoor elders in dit magazine).
We zien drie lessen voor wie nu al klimaatbeleid wil voeren vanuit een toekomstvisie.
Les één is dat koelte en warmte twee kanten zijn van dezelfde medaille. Het is vrijwel altijd goedkoper om de winterse warmtevraag en de zomerse koeltevraag in samenhang op te lossen. Op dit moment is deze combinatie nog zelden staand beleid, laat staan dat het een plek heeft in de dagelijkse praktijk van ruimtelijke inrichting, water- en rioolbeheer, bouwplannen, renovatie, aanbestedingen en onderhoud.
De veelzijdigheid van het vraagstuk – koelte heeft invloed op alle domeinen van de gemeentelijke organisatie – brengt ons bij les twee: zorg voor coördinatie van het klimaatbeleid en de energietransitie binnen de organisatie. De drietrapsaanpak gebied-gebouw-gebruiker grijpt aan op verschillende beleidsdomeinen: ruimtelijk beleid, groen- en natuurbeheer, waterbeheer, bouwen en wonen, gezondheidszorg, financiën en sociaal- en sociaaleconomisch beleid (rechtvaardige transitie, inclusie, energiearmoede). Wat is er logischer dan intensieve samenwerking van verschillende afdelingen, gecoördineerd vanuit een gedeelde toekomstvisie.
Les drie luidt: wacht niet tot je alles weet en kunt. Veel bestuurders komen pas in actie als ze geslaagde voorbeelden van collega’s kunnen kopiëren. Daarbij zoeken ze bij voorkeur naar gemeentedekkende en geïntegreerde plannen. Vaak werkt het beter om ‘gewoon’ aan de gang te gaan met relatief kleine concrete acties en deelprojecten en deze zo mogelijk later te verbinden.